Kersenbloesems en de dood van mijn vader

Vandaag 27 jaar geleden stierf mijn vader en bloeiden in Den Haag de Japanse kersenbomen.

Het frappeerde mijn moeder dat zulke mooie bloesems bloeiden in zulke droevige tijden.

We merkten het tijdens onze avondwandelingen, met meer kinderhanden dan één ouder vast kon houden.

De parken kleurden roze. Streek een windvlaag door het bos, dan rook de lucht zoet en zwart. Raakte ik ze aan, dan voelden de blaadjes zacht en teer. Je trok ze zo uiteen.

En toch, in de jaren die volgden kwamen wij ons verlies te boven, met moed, liefde en zwarte humor.

Vooral door mijn moeder, die haar kinderen zonder hem opvoedde, verdrietig en krachtig, zoals vrouwen dat kunnen.

Mijn pijn is allang weg, zonder te etteren, dankzij haar. Zelfs als ik de boom zie waaronder hij stierf, voel ik niets.

Maar dan, als ik hoor dat ik op hem lijk — mijn blik, hoe ik mijn handen op mijn borstkas vervlecht, bepaalde woorden.

Dan voel ik iets. Want nooit zal ik dat zelf zien. Nooit zal ik hem leren kennen.

Dit jaar kwamen de kersenbloesems vroeg, al in februari, in maart. Dan is mijn verjaardag, die van mijn zus, die van mijn vader.

Nu, op zijn sterfdag, liggen de bloesems niet eens meer op de paden in mijn park.

Slechts nog in woorden bestaan ze, bijvoorbeeld in die van de Japanse dichter Matsuo Bashō:

Cherry blossoms —
lights
of years past

Volgende
Volgende

Waarom ik fictie lees en schrijf